Kinderen leren samen en tegelijkertijd mogen ze verschillen in tempo en diepgang. Er is erkende ongelijkheid.
Het jonge kind, tot ongeveer 6 jaar, heeft veel bewegingsruimte nodig om te experimenteren, te ontdekken en zo te leren. De doelen voor deze kinderen noemen we aanvankelijke leerdoelen. De materialen die we inzetten om de aangeboden leerstof te verwerken zijn heel divers en hebben een speels karakter.
In de leeftijd tussen 7 en 9 jaar zijn kinderen meer toe aan het automatiseren van hetgeen ze in de voorgaande jaren aangeboden hebben gekregen. Zo leren ze steeds beter technisch vlot te lezen, regels toe te passen van onze spelling en schrijfwijze en doorzien ze steeds beter getal structuren. Hierdoor kunnen ze vlotter rekenen en ook de 4 bewerkingen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen herkennen in opdrachten en goed toepassen. In deze bouw besteden we veel aandacht aan regels en routines eigen maken. Er is veel variatie in verwerken van de leerstof, ook bewegend leren speelt hier nog steeds een rol.
De laatste 3 jaren van de basisschool vormen samen de bovenbouw, de leeftijd 10-13 jarigen. We kiezen bewust voor deze samenstelling. We hebben al in de voorgaande bouwen het fundament gelegd voor bewust leren, kennen van je talent en bouwen aan je doorzettingsvermogen wanneer leren niet vanzelf gaat. We hebben hoge verwachtingen van de mogelijkheden van kinderen en leren hen inzicht te krijgen in deze mogelijkheden en te benutten. We differentiëren in instructie en hoeveelheid lesstof op basis van het niveau van de leerling.
Niet elk kind heeft dezelfde uitleg nodig en niet elk kind kan dezelfde hoeveelheid lesstof verwerken. En toch zijn ze een groep waarin veel ruimte is voor samenwerking en elkaar ondersteunen.